Korte uitleg van de hexafonie

Ik bespeel een Paradis-gitaar. Ik ben al een tijdje bezig met het ontsluiten van de hexafone mogelijkheden van dat instrument. De meeste elektrische gitaristen zijn gewend om hun 1960 Les Paul met een jack-jack-kabel in hun Marshall-amp te pluggen. Voor hen is hexafonie de ver-van-mijn-bed-show. Vandaar onderstaand verhaaltje. Kunnen we weer eens praten!

De hexafone gitaar onderscheidt zich van de gewone (monofone) elektrische gitaar doordat elke snaar een eigen pickup heeft. In het geval van de Paradis zijn dat zes piezo-pickups.

Hexafonie is oorspronkelijk ontwikkeld vanuit de wens om via een gitaar een synthesizer te kunnen aansturen. Een synth kan niets met het signaal van een traditionele gitaar-pickup, omdat daarin de signalen van alle snaren tegelijk aanwezig zijn. Een synth kan maar één toon tegelijk ontvangen. Als je nu zes synths in een doosje stopt, zo redeneerde men, en elk ervan het signaal van slechts één snaar te verwerken geeft, dan heb je een gitaarsynthesizer. 

Een andere inspiratie voor de ontwikkeling van hexafonie was de wens om tot ‘cleane’ distortion te komen. Door elke snaar z’n eigen vervormer te geven, was men af van de som- en verschiltonen van traditionele distortion, waarbij alle snaren tegelijk door één vervormer gaan. Nu kon je naast je powerchords ook volledige harmonieën spelen.

De meeste hexafone instrumenten maken gebruik van de magnetische Roland GK pickup, een smalle strip die als toevoeging op een bestaande elektrische gitaar wordt gemonteerd. De strip bevat de zes individuele pickups. Op het bijbehorende regelpaneeltje worden ook de normale pickups van de betreffende gitaar aangesloten, zodat ook het eigen geluid van de gitaar een rol kan spelen in de hexafone avonturen. 

Het complete signaal, bestaande uit de hexafone snaarsignalen en het signaal van de normale pickups, wordt verbonden met de vervolgapparatuur via een multikabel met een 13-polige DIN plug. Zo leg je connectie met (bijvoorbeeld) een gitaarsynthesizer, een hexafone FX-unit (van Roland of Boss), of een hexafone distortion unit (Spicetone). 

Het Roland-protocol verdeelt de 13-polen als volgt: 1 t/m 6 zijn voor de individuele snaarsignalen, 7 krijgt het monosignaal van de eigen pickups van de gitaar (dit signaal heet in Roland-apparatuur ‘NormalPU’), pin 8 is voor een stuursignaal waarmee je via het controlepaneeltje van de GK-pickup vanaf de gitaar een parameter naar keuze kan regelen op het aangesloten apparaat (Roland noemt dit GKVOL), pin 9 is leeg (voor onvoorziene ontwikkelingen?), 10 en 11 zijn weer voor stuursignalen (‘programme up and down’), 12 en 13 zijn resp. de plus- en de minpool van de voeding van de pickup. Aarding van de signalen verloopt via de metalen ring van de connector. 

De Roland GK-pickup is enkel bedoeld om hexafone apparatuur van een werkbaar signaal te voorzien, niet om zelf gehoord te worden. Daarentegen vormen de Paradis-pickups de bron van het eigen geluid van de gitaar. Vanwege hun separate snaarontvangst zijn ze daarnaast geschikt voor het aansturen van hexafone apparatuur.

Doordat het piezos zijn, kan er zowel met stalen als met nylon snaren gewerkt worden, de Roland GK werkt vanwege zijn magnetische opzet enkel met metalen snaren. De Paradis bestaat in versies voor beide snaartypen. Die van mij is dedicated nylon, met een brede hals (en een 12-hole bridge).

Dankzij een ingebouwde schuifregelaar (GKVOL)en een up/down switch heeft de Paradis-gitaar dezelfde stuurmogelijkheden als de Roland GK.

Zoals gezegd is er op ‘pin 7’ plaats voor het monosignaal van de eigen pickups van de gitaar. Op de Paradis is in te stellen welke geluidsbronnen (pickups, subbass, microfoon) naar pin 7 geleid worden. Bij mij is dat de complete mix. Zo kan ik via een hex-apparaat ook altijd mijn cleane sound naar buiten krijgen. Nuttig voor de simpelste gigs. Je hebt dan alle sounds, terwijl je maar één apparaat meezeult. Mijn cleane sound is dan wel mono, want nu weet je het: het moet allemaal door die ene pin.

De 13-pin connector is kwetsbaar. Een meer solide alternatief is de professionele 16-pins connector van het Zwitserse Lemo (‘the original push-pull connector’). Deze connector is na het verlopen van het originele patent in een betaalbare Chinese versie verkrijgbaar. Dankzij de drie extra pinnen van de Lemo kan ‘aarde’ nu z’n eigen pin krijgen, en is er nog plaats voor twee extra signalen. 

Mijn Paradis 2015, oorspronkelijk voorzien van een 13-pin output, is recentelijk voorzien van een Lemo-style output, een grote verbetering ten opzichte van de krakende Roland-plug. De bijbehorende kabel heeft een Lemo-connector aan beide kanten, er is dus een ontvangend apparaat nodig met een Lemo-input (tenzij je een kabel weet te solderen met een Lemo aan de ene, en een 13-pin aan de andere kant, een klusje waar zelfs een redelijk ervaren elektronicus voor terugdeinst). 

Dat apparaat is in mijn geval de Paradis ‘Polypan’, een experimenteel doosje dat de individuele snaarsignalen kan ‘pannen’ over het stereobeeld, een heilzaam effect dat slechts in geringe mate toegepast hoeft te worden om een 3-D werking te creëren (of toch in ieder geval een 2-D werking). Naast een stereo-out bevat de Polypan een 13-pins ‘through’ waarmee je het signaal doorgeeft naar andere hexafone apparatuur.

Goed, nu vraag je:”wat doe je dan met die hexafonie?” OK, even een kort antwoord: B-benden (daar zou Chet Atkins jaloers op zijn), polydistortion, de gitaar verstemmen zonder de stemschroeven aan te raken (open tunings, drop D), het 12 string-effect, en experimenteren met een steel string-soundje via modelling. Ook heb ik een Bigsby geprogrammeerd, te bedienen met de voet. Via de ‘gewone’ effectsectie van de Boss GP-10, het apparaat waarmee ik dit doe, voeg ik kleur toe aan bepaalde pop-bewerkingen. Alles in stereo. “Allemaal nep!” roepen de puristen. Jawel, maar daarnaast gebruik ik mijn cleane geluid (in stereo, en met subbass) voor het meer klassieke werk. Hou je maar vast, want je weet niet wat je hoort.

Zo, nu kunnen we praten.