De lol van de Guitaromanie
Dat wij het af en toe over de Guitaromanie hebben is te danken aan Charles de Marescot. Die schetste in zijn gelijknamige boekje uit 1825 een beeld van een wereld waarin iedereen gitaar speelde – en meestal dwars door elkaar heen. Van concurrerende amants die serenades brengen onder één raam, tot een salon waarin meerdere gitaarconcerten tegelijk gaande zijn, tot de beroemde strijd tussen de Carullisten en de Molinisten, waarin beide groepen elkaar met gitaren te lijf gaan – ongeveer als hedendaagse voetbalhooligans van rivaliserende clubs.
Was het nou een boekje met elementaire gitaarstukjes verlucht met prachtige kleurenplaten, of andersom? Da’s niet te zeggen, vandaar dat het wat mij betreft alsnog genomineerd mag worden voor de ‘Jopo-in-Mono-bokaal’ in de categorie avant la lettre.
Maar goed, die Guitaromanie daar zat wat in. Iedereen speelde een beetje gitaar in die tijd (behalve ene L. van Beethoven). De gitaar was in de mode. Mijn vraag is: hoe was dat mogelijk?
En nu even geen flauwe verhaaltjes in de trant van ‘de gitaar had juist haar zesde snaar gekregen, en had nu perfectie bereikt’, of ‘doordat de dubbele snaren nu tot het verleden behoorden was de gitaar opeens veel makkelijker te stemmen’, of ‘de piano was nog niet zo verspreid als later, de gitaar was het voor de hand liggende begeleidingsinstrument voor de zang’, of ‘de gitaar paste precies bij het ontluikende romantische levensgevoel van die tijd’.
Nee ik wil de bottom line hebben. De sound. Ga eens na: er werden tonnen gitaarmuziek gecomponeerd, gedrukt en dus verkocht, er waren ontelbare gitaarbouwers actief, het aantal componisten dat voor gitaar schreef liep in de honderden, zoniet duizenden. Het publiek abonneerde zich op tijdschriften waarin het tweewekelijks nieuwe liederen en aria’s met gitaarbegeleiding kreeg, virtuozen componeerden soms behoorlijk ingewikkelde werken, en voerden deze daadwerkelijk uit, en echte durvers schreven zelfs concerten met orkest. Er was iets leuks aan die gitaar, erop spelen was blijkbaar aantrekkelijk en kon verslavend werken
We kennen de gitaartjes uit die tijd. Leuke, heel directe instrumentjes. We weten van welke materialen de snaren waren die men erop zette: darm, en zijde omwonden met koper- of zilverdraad (minder is bekend over de spanningen van die snaren, en de precieze fabricage van met name de bassen..)
Maar hoe klonk nou die gitaar, wat was dat onweerstaanbare geluid, waar zat nou die fun waardoor die componisten maar steeds de gekste dingen bleven maken, en dat publiek maar bleef consumeren gedurende een periode van zo’n 35 jaar?
Er wordt tegenwoordig weer heel wat afgespeeld op die oude gitaartjes, ze komen weer in de mode. Je zou bijna denken dat men zich voor het verleden interesseert. Maar ondanks al dat gespeel is er nog niemand die mij de lol van de Guitaromanie heeft kunnen laten horen: een goede compositie, zeg van Sor (niet een rottig klein stukje van een obscuur figuur), met stijl en humor gespeeld, en met een verslavende klank op basis van darm en zijdesnaren. Zodat je die 35 jaar gitaargekte in één klap begrijpt.