Nieuwe CD, eerste indruk
Dat viel vies tegen.
Ik heb een plaat in huis waarop een viertal heren, waaronder twee gitaristen, een drietal kamermuziekwerken spelen. Dat doen zij werkelijk heel goed.
Met enige voorpret bestelde ik dan ook ongezien en ongehoord een ander plaatje, waarop beide gitaarheren uit dat gezelschap duo’s spelen, waarvan ik er zelf één aan het instuderen ben met de bekende gitarist I.E.
U kent dat fenomeen: ‘de eerste indruk’. Je neemt dingen waar die je bij een tweede keer veel minder sterk zullen opvallen.
Ik nam dus voorzorgen om die eerste indruk van mijn nieuwe plaatje zo goed mogelijk op mijn zintuigen te laten inbranden. Dat betekent dus niet dat je het plaatje gaat opzetten als achtergrondmuziek bij de lunch, terwijl je net reuze trek hebt en iedereen de kans heeft om er doorheen te tetteren.
Nee, de eerste beluistering zou boven plaatsvinden, en de eventuele aanwezigen mochten alleen aanwezig zijn als ze de kop hielden en braaf op een stoeltje zouden plaatsnemen.
De stoeltjes stonden netjes op een rijtje in het brandpunt van het stereobeeld van mijn BBC-monitors.
Ik had de afstandbediening van de CD-speler bij de hand.
Na een laatste check of alles in rust was, gingen we los. Ik moet erbij zeggen: mijn verwachtingen waren hooggespannen, ik rekende op een ideale, heel sensibele uitvoering, een lichtend voorbeeld van modern gitaarspel, waarbij uitvoeringspraktijk en toon nu eens even veel aandacht hadden gekregen als het pakken van de juiste toonhoogtes. Een uitvoering die eigenlijk niet fundamenteel te verbeteren zou zijn.
Het pakte anders uit.
Allereerste indruk: ze spelen te snel. Er staat weliswaar ‘Allegro Agitato’, maar je kan het ook overdrijven. Tweede indruk (oftewel de eerste indruk van een iets latere passage): ‘ze fietsen er wel erg overheen’. Goede momenten om het tempo tijdelijk iets te laten vieren blijven onbenut. Jawel, het is Allegro Agitato, maar toch.
Toen was daar een moment waarop de tweede gitaar tijdelijk de mond hield en de eerste een loopje mocht spelen. Zonder begeleiding dus. Dat wil wat zeggen, daar is iets mee bedoeld. Daar houdt bij wijze van spreken het orkest stil en mag de sopraan rustig de tijd nemen om de zaak zo mooi mogelijk neer te zetten, waarna de dirigent gevoelvol de zaak weer oppakt.
Gitaarheer 1 fietste door alsof hij door een metronoom werd geleid. Zelfs die ene noot die voorzien was van een ‘mol’, en dus extra expressief, kreeg geen speciale behandeling.
Ik was enigszins verbijsterd. Ik hernam de passage om te horen of het echt waar was. Jawel. ‘Persoonlijke interpretatie’ zegt de één. ‘Strafpunten’, zeg ik.
Ik had niet veel zin meer in de rest. Over naar het tweede deel. Dat was beter uit te houden. Maar in het triolerende midden van dit middendeel werd het toch weer snel een gehakketak.
Door naar het afsluitende Rondo. Dit rondo zie ik niet als een virtuoze overtreffende trap, maar meer als een ontspannen, geestige en eloquente afsluiting van het geheel. Twee zeer opvallende Mozartcitaten in het thema dienen netjes geserveerd te worden, en de manier waarop de componist ze geheel anders, maar wel interessant harmoniseert zorgt voor ear candy. De tempokeus is kritisch. De componist zegt het al: ‘poco vivace’.
De gitaarheren maken er helaas wél een virtuoze overtreffende trap van. Het klinkt als afraffelen. En we zijn weer ouderwets aan het gitaarspelen: het gaat snel, de toon is dun, en het gaat het ene oor in en het andere uit.
Op zo’n moment ga ik me dan ook storen aan het moderne nagel-gitaargeluid, dat eigenlijk niet zo past bij de oude muziek.
Maar ik vind het ook wel weer best.
Zo blijft er nog genoeg ruimte over om het zelf anders te doen.