Gitaartest: Trinity College TG-202, deel 1
Jeetje, een guitar review! (niet schrikken, deze kreet gebruik ik voor extra ‘hits’). Waarom dat nou weer? Het gaat hier toch altijd over obscure muzikale dingen waar niemand een boodschap aan heeft?
Jawel! Maar ik wou even speciale aandacht vragen voor dit instrument, omdat het een zinvolle nieuwe ontwikkeling betreft, namelijk
een (betaalbare) steel string-gitaar met 12-frets hals EN cutaway (in Dutch: positieholte)
Maar omdat uiterlijkheden an sich niets zeggen over de werkelijke qualiteit van het gebodene, is een test van deze contender het minste (en het maximaalste) wat ik u kan bieden. Zo! Dan ben ik vanaf nu gitaarmagazine aan het spelen.
Voor een inleiding op het fenomeen ’12-fret cutaway’ en een nadere bespreking van de eigenschappen van een dergelijk geval verwijs ik met klem naar mijn twee vorige schrijfsels.
Over naar de Trinity. We hebben het over het exemplaar met serienummer 07030346 (klinkt een beetje Haags, vind IK niet errug). De cijfers zijn op het label geprint. Er zijn ook Trinity’s in omloop met handgeschreven serienummers – zijn dat prototypes?
Trinity College – geen idee waarom men die naam koos – is een merk van Saga Musical Instruments, dat ook Blueridge ‘doet’, en de Gitane zigeunergitaren. Het gaat om een Amerikaans ontwerp, made in China. TC is speciaal in het leven geroepen voor de ‘fingerstyle player’. Dit in tegenstelling tot Blueridge, dat ik met een half oog heb gevolgd, maar waar ik nooit een echte fingerstyle gitaar bij ontdekte.
Help, ik moet alweer uitwijden!
Wat is dat, een fingerstyle gitaar? Da’s een steel-string die ontworpen is om met de vingers bespeeld te worden, en niet in de eerste plaats met een plectrum. Een FS gitaar is aldus een witte raaf, want u weet, het leeuwendeel van de staalsnarige wereldgitaarproductie vaart het beste bij een straffe behandeling met plectrum.
Een FS gitaar spreekt dus licht aan, zodat je met je vingers de zaak makkelijk in beweging kan krijgen en er de nodige dynamiek uit kan persen.
Op een FS gitaar speel je ‘volledige’ arrangementen, eigenlijk als op een klassieke gitaar, met melodie en harmonie. Een FS gitaar heeft een bredere hals, zodat de vingers van je linkerhand niet in de knel komen. Maar ook de string spacing voor de rechterhand moet ruimer zijn dan normaal.
Gewone steel strings hebben te smalle halsjes (zodat je er lekker met je duim omheen kan hangen), en de snaren zitten rechts dicht bij elkaar zodat je met een plectrum makkelijk heen en weer kan, zonder een oneindig interplanetair vacuum te hoeven overbruggen. Heb je dus niet veel aan als vingergitaar.
Een FS gitaar moet all-round zijn. Je moet er niet alleen langzame stukken op kunnen spelen, maar ook hele snelle. Daarvoor moet het geluid er snel en duidelijk uitkomen, je moet het niet van diep onder uit het hout hoeven te trekken. Zo hebben je ‘blistering runs’ meer kans, mits je natuurlijk zelf ook goed articuleert.
Nog iets over het geluid: laag en hoog moeten in balans zijn. Dat klinkt als een open deur. Maar toch maar even gezegd. Het één mag niet aanweziger zijn dan het andere. Wat mij betreft speelt ook de klankkleur mee. Een fingerstyle gitaar is iets anders dan een klassieke gitaar met stalen snaren. Ik wil die Amerikaanse ‘roots’ horen, dat lekkere geknisper, die echte steel string sound.
Voor de rest zijn er een paar dingen die voor alle gitaren gelden: een goede intonatie en een goede ergonomie. Dat laatste mag voor een fingerstyle gitaar betekenen dat er een cutaway op zit. Een boude bewering:
alle gitaren zonder cutaway zijn ouderwets.
Denk er eens over na: wat heb je aan al die fretten waar je niet bij kan?
Aan een fingerstyle gitaar mag je eigenlijk dezelfde muzikale eisen stellen als aan een klassieke gitaar. Hoewel het ding een heel andere klankwereld teweegbrengt.
Einde uitweiding. Terug naar China, eh, Amerika, eh, Nederland? Of was het Utopia?