Complete werken
Jaren geleden ging ik met Jan Goudswaard naar Keulen om een bezoekje te brengen aan Heiner Viertmann. Voordat Ben en Elly hun Casa begonnen was Viertmann de eerste in onze contreien met een winkel vol concertgitaren. Verder had hij alle mogelijke perifere gitaar-dingetjes en geluidsdragers.
De precieze aanleiding voor ons bezoek weet ik niet meer (ik geloof dat Goudswaard een bepaalde Humphrey wilde zien), maar het was sowieso leuk om weer eens naar Keulen te gaan na mijn talrijke bezoeken in ’83-’84 (al dan niet per cheapo autobus) die mij uiteindelijk mijn concertgitaar opleverden.
Bij het wegrijden in de vroege morgen pochte ik dat ik wilde terugkomen met de Regondi-LP van Leif Christensen. Dat was niet realistisch, deze obscure plaat uit ’81 – waarop Regondi’s werk voor het allereerst was ingespeeld – was nergens meer te krijgen, en we leefden al weer jaren in het CD-tijdperk.
Eenmaal bij Viertmann spotte ik onder een tafel een stoffige doos en viste er direct Regondi-Christensen uit. Goudswaard wilde er toen ook één, maar op was op.
De aankoop van mijn vondst smaakte genoeglijk. Viertmann is geen zeikerdje, gooit hij iets in de uitverkoop dan krijg je het bijna voor niets (maar een moeilijk leverbaar boek maakt hij met een stalen gezicht twee keer zo duur). Ik betaalde een paar Mark.
Over naar Christensen.
Om u een idee te geven van het pioniersgehalte van zijn plaat: die predateerde alle moderne bladmuziekuitgaven, inclusief de “complete works” (waarin men plompverloren enige losstaande etudes opnam getiteld no. 1, no. 3, no. 4 en no. 4b). Christensen had zijn muziek rechtstreeks uit de Deense Koninlijke Bibliotheek waar het deel uitmaakte van de Rischel & Birket-Smith collectie. Regondi, als men er al van gehoord had, gold als een idioot die veel te veel noten gebruikte.
Als ik zelf ervaar wat een werk het kostte om alleen al de Rêverie klaar te stomen, zegt dat iets over het stamina en het gitaristisch vermogen van Christensen. Want daarnaast zijn er nog vier andere werken die waarschijnlijk geen haar makkelijker zijn (Leif liet die onvolledige etudereeks maar even liggen).
Christensen bespeelde een Lacote-gitaar ‘gebouwd in 1830’. Of Regondi al dan niet een Lacote bezat is onbekend, maar Leif dacht ‘ouwe muziek hoort op een ouwe gitaar’. En de plaat laat een herkenbaar Lacote-geluid horen, ondanks de plastic besnaring.
Zo’n plaat met de “complete works” was, en is een leuk bezit om eens even snel Regondi door te luisteren. Maar veel heb ik ‘m niet gedraaid. Waarom? Ja waarom? Heeft Regondi toch too many notes?
Of was het Christensen? Of was ik het als luisteraar (die door bepaalde gebeurtenissen -al dan niet in mijn jeugd- of misschien wel erfelijke aanleg of beïnvloeding vanuit de sterren – op latere leeftijd uiteindelijk niet in staat bleek tot het veelvuldig beluisteren van een bepaalde grammofoonplaat)?
Gisteren heb ik ‘m weer eens opgezet. Eerst de objectieve feiten: Christensen is recordhouder Rêverie, in 8’25”. Maar in plaats van zich naadloos te voegen in een nachtelijke atmosfeer, zoals de neventitel ‘Nocturne’ mag suggereren, werkt zijn uitvoering tamelijk onrustig, en veel zangerigheid zit er ook niet in.
Ambitie en enthousiasme waren belangrijkere bestanddelen van de plaat dan artisticiteit. Helaas begon Leif een trend die door velen is gevolgd. Complete werken die compleet nooit gedraaid worden. Leuk voor de bibliotheken van onze aardkloot, want makkelijk te rubriceren. Maar waar blijft het gerijpte product?
Christensen nam op dezelfde Lacote ook een Sor-plaat op, met de etudewerken opus 6 en 29. Die zou ik graag eens horen, maar die is echt nergens meer te krijgen, ook niet bij Viertmann. Misschien moet ik het er maar bij laten..